Commissaris Imeko Holding N.V. moet vergoeding van ruim € 560.000 terugbetalen

03-10-2017 | juridisch | 0 Reacties

Op 23 mei 2017 besliste het hof Amsterdam dat de voormalig voorzitter (“de Voorzitter”) van de raad van commissarissen van Imeko Holding N.V. (“Imeko”) een bedrag van ruim € 560.000 aan gedeclareerde managementvergoeding voor de uitoefening van bestuurstaken moet terugbetalen. Het betreft alweer de tweede procedure die Imeko tegen een voormalig commissaris over zijn vergoeding voert. Al eerder procedeerde Imeko namelijk tot aan de Hoge Raad tegen een voormalig lid van diezelfde raad van commissarissen.[1] Ook nu is het oordeel dat de vergoeding van bestuurstaken aan een commissaris zonder rechtsgrond is. De vergoeding van bestuurstaken moet daarom als onverschuldigd betaald door de Voorzitter aan Imeko worden terugbetaald.

Commissaris en de vergoeding van bestuurstaken

De reden voor de discussie met de voormalig commissarissen is dat toen het bestuur van Imeko vertrok, de commissarissen besloten om zelf de bestuurstaken op zich te nemen. Daarbij nam de raad van commissarissen het besluit om de bestuurstaken, naast de bezoldiging als commissaris, te vergoeden tegen € 1.000,- exclusief BTW per dag en € 200 exclusief BTW voor losse uren.

De Voorzitter declareerde daarop in iets minder dan vier jaar tijd een bedrag van € 563.750 aan managementvergoeding en een bedrag van € 70.970,56 aan onkostenvergoeding. Deze vergoedingen kwamen bovenop het bedrag van € 47.500 dat hij in die periode als bezoldiging voor zijn commissariaat ontving.

De rechtsregel voor vergoeding

In de aanverwante procedure heeft de Hoge Raad de volgende rechtsregel voor de vergoeding van bestuurstaken aan commissarissen vastgesteld:

“De beloning van bestuurders en commissarissen dient, ongeacht de aard van de door hen verrichte werkzaamheden, in het belang van duidelijke verhoudingen binnen de vennootschap op het punt van de bevoegdhedenverdeling, en om belangenconflicten bij de toekenning van beloningen van bestuurders en commissarissen te voorkomen, te geschieden door de in de wet en de statuten aangewezen organen. Commissarissen kunnen, zoals ook valt af te leiden uit art. 2:151 BW, voor zekere tijd daden van bestuur verrichten, maar zonder een daartoe strekkend benoemingsbesluit van het daartoe bevoegde orgaan — in het geval van Imeko is dat ingevolge art. 18.1 van haar statuten de ava — maken zij geen deel uit van het bestuur. Indien de statuten van een naamloze vennootschap de vaststelling van de bezoldiging van de bestuurders aan de raad van commissarissen overlaten, zoals art. 2:135 BW toelaat en in art. 18.7 van de statuten van Imeko is geregeld, maakt dat die raad van commissarissen niet bevoegd om een bezoldiging aan zijn eigen leden toe te kennen ter vergoeding van door die leden verrichte werkzaamheden op bestuursniveau. De RvC kon derhalve, anders dan het hof oordeelde, aan art. 18.7 van de statuten niet de bevoegdheid ontlenen om een aanvullende managementvergoeding vast te stellen voor bestuurswerkzaamheden die zijn lid Breesch verrichtte. “[2]

Eenvoudig gezegd, de raad van commissarissen van Imeko had niet de bevoegdheid om voor haar eigen leden een aanvullende vergoeding voor bestuurstaken vast te stellen.

Onverschuldigde betaling

Ook deze zaak gaat over het antwoord op de vraag of de Voorzitter, bovenop zijn beloning als lid en voorzitter van de raad van commissarissen, recht heeft op een beloning vanwege de uitoefening van de bestuurstaken bij ontstentenis van een bestuur van Imeko.

In deze procedure vordert Imeko de aanvullende vergoedingen als onverschuldigd betaald (dat wil zeggen zonder rechtsgrond betaald) terug. De Voorzitter stelde daarop een tegenvordering van € 595.601,79 in voor het gedeeltelijk onbetaald laten van zijn bestuurstaken en het niet-nakomen van de beweerdelijke afspraak dat hij nog vijf tot zeven jaar zou aanblijven voor de uitoefening van bestuurs- en managementtaken.

Het hof oordeelt – conform de uitspraak van de Hoge Raad – dat de raad van commissarissen van Imeko niet de bevoegdheid had om voor haar eigen leden een aanvullende vergoeding van bestuurstaken vast te stellen. Uitsluitend de algemene vergadering van Imeko was bevoegd om een bestuurder te benoemen en het hof constateert dat de Voorzitter niet door de algemene vergadering als bestuurder is benoemd. Dit betekent dat de Voorzitter voor de door hem verrichte werkzaamheden uitsluitend recht heeft op de bezoldiging voor zijn commissariaat die door de algemene vergadering was vastgesteld op € 12.000 per jaar. De aan de Voorzitter betaalde aanvullende vergoedingen voor de uitoefening van bestuurstaken, zijn onverschuldigd betaald.

Vergoeding, maar geen overeenkomst van opdracht

De Voorzitter verweerde zich met hand en tand in deze procedure, maar zonder succes. De stelling dat hij de gedeclareerde werkzaamheden daadwerkelijk heeft verricht, werd eenvoudig afgedaan. Voor de periode dat hij tot tijdelijk bestuurder was benoemd, worden die werkzaamheden geacht in zijn hoedanigheid van commissaris te zijn verricht en te zijn vergoed; voor de periode erna is geen overeenkomst van opdracht komen vast te staan zoals de Voorzitter stelde. De stelling dat de declaraties van de Voorzitter bij Imeko bekend waren en zijn geaccepteerd, werd door het hof verworpen met de vaststelling dat is gebleken dat de aan de Voorzitter betaalde aanvullende vergoeding buiten het zicht van Imeko is gebleven (declaraties werden rechtstreeks ingediend bij een administratiekantoor, door hemzelf betaald en in de geconsolideerde winst- en verliesrekening werden deze kosten in de personeelskosten c.q. bedrijfskosten verwerkt). Een beroep van de Voorzitter op de redelijkheid en billijkheid en het niet tijdig controleren van de declaraties hield evenmin stand.

De vordering tot terugbetaling van de onkostenvergoeding van € 70.970,56 werd evenwel afgewezen. De algemene vergadering van Imeko had besloten dat aan de Voorzitter als commissaris een onkostenvergoeding werd toegekend. Die betalingen zijn aldus met een rechtsgrond (en dus niet onverschuldigd betaald) verricht.

De uitspraak

Het hof veroordeelt de voormalig voorzitter om aan Imeko het bedrag van € 563.750,- inzake de onverschuldigd betaalde managementvergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente, terug te betalen. Daarnaast wordt de Voorzitter veroordeeld in de proceskosten van in totaal € 32.912,14.


[1] Hoge Raad 6 januari 2012, NJ 2012/336 (Imeko / Breesch).
[2] Hoge Raad 6 januari 2012, NJ 2012/336 (Imeko / Breesch) r.o. 3.4.

Nico van der Peet is advocaat sinds 2004 en gespecialiseerd in het ondernemingsrecht. Hierbij ligt de nadruk op risicobeheersing en conflicthantering. Hij adviseert over strategische vraagstukken en de juridische implementatie daarvan. Nico procedeert over alle conflicten die in en bij de onderneming ontstaan.

Nico van der Peet
Advocaat-partner bij Thuis Partners

linkedin email telefoon 043-352 13 97

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Share This