Conflict tussen RvC en OR Eneco: Ondernemingskamer beveelt onderzoek

05-09-2018 | rechtspraak | 0 Reacties

Op dit platform is reeds eerder geschreven over het conflict dat tussen de Raad van Commissarissen (“de RvC“) en de Ondernemingsraad (“de OR“) van Eneco is ontstaan. Dit conflict ziet onder meer op het verkoopproces van Eneco en het vroegtijdige vertrek van de bestuursvoorzitter van Eneco. Volgens de OR is dit vertrek namelijk niet – zoals de RvC stelt – in goed overleg gegaan, maar heeft de RvC de bestuursvoorzitter moedwillig de laan uitgestuurd. Door dit vroegtijdige vertrek van de bestuursvoorzitter vreest de OR dat de duurzame visie van Eneco – waar de bestuursvoorzitter zich sterk voor maakte – in gevaar komt.


Inhoud enquêteprocedure

Op 2 mei 2018 heeft de OR van Eneco daarom een enquêteverzoek bij de Ondernemingskamer in Amsterdam ingediend. In dat verzoek heeft de OR de Ondernemingskamer verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken binnen Eneco te gelasten en in het bijzonder naar (onder meer) het handelen van de RvC bij het vertrek van de bestuursvoorzitter. De OR is namelijk van oordeel dat het vertrek van de bestuursvoorzitter niet vrijwillig is gegaan, waardoor het vertrek als een onvrijwillig ontslag moet worden aangemerkt. Gelet daarop had de RvC volgens de OR het advies van de OR met betrekking tot dit ontslag moeten vragen.

De OR hoopt met een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken te bevorderen dat het verkoopproces – ondanks het vroegtijdige vertrek van de bestuursvoorzitter – op een zorgvuldige manier wordt vervolgd, zodat recht wordt gedaan aan de duurzame visie en de belangen van de werknemers. Daarnaast had de OR de Ondernemingskamer verzocht om bij wijze van onmiddellijke voorziening: (1) drie van de zes commissarissen (waaronder de voorzitter van de RvC) te schorsen en (2) twee commissarissen met een doorslaggevende stem te benoemen.


Oordeel Ondernemingskamer

Onderzoek
De Ondernemingskamer heeft op 18 juli 2018 geoordeeld dat er een onderzoek dient te worden bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Eneco. Volgens de Ondernemingskamer heeft de OR gegronde redenen gesteld om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken bij Eneco te twijfelen. Zo kan ten aanzien van het vertrek van de bestuursvoorzitter ernstig worden getwijfeld of de RvC in overeenstemming met de Wet op de Ondernemingsraden heeft gehandeld, doordat de RvC heeft nagelaten om advies te vragen aan de OR over het voorgenomen besluit tot ontslag van de bestuursvoorzitter. Daarnaast heeft de RvC volgens de Ondernemingskamer geweigerd om openheid van zaken te geven over voornoemde besluitvorming. Ook dat staat op gespannen voet met de bepalingen in de Wet op de Ondernemingsraden.

Onmiddelijke voorzieningen
Ten aanzien van het verzoek om bij wijze van onmiddellijke voorziening drie van de zes commissarissen te schorsen, heeft de Ondernemingskamer geoordeeld dat de voorzitter van de RvC een prominente rol heeft gehad bij (onder meer) het vertrek van de bestuursvoorzitter. Gelet daarop vergt het belang van Eneco dat de voorzitter van de RvC wordt geschorst en dat een onafhankelijke derde als voorzitter van de RvC wordt benoemd. Met betrekking tot de overige twee commissarissen oordeelt de Ondernemingskamer dat het verzoek onvoldoende is toegelicht respectievelijk dat de OR geen belang meer bij het verzoek heeft omdat de commissaris reeds is teruggetreden.

Noot
De eerste fase van de enquêteprocedure is met het bevelen van het onderzoek van start gegaan. Een onderzoeker zal nu aan de hand van de administratie en het houden van interviews met betrokkenen proberen vast te stellen hoe het beleid en de gang van zaken binnen Eneco zijn geweest. De onderzoeker legt zijn bevindingen in een verslag neer en deponeert dit verslag bij de griffie van de ondernemingskamer, waarna de eerste fase is afgerond.

Indien de verzoeker en/of andere betrokkenen van oordeel zijn dat uit dit verslag blijkt dat sprake is geweest van wanbeleid, kunnen zij de Ondernemingskamer verzoeken om dit wanbeleid vast te stellen en om vervolgens voorzieningen te treffen (zoals bijvoorbeeld het definitieve ontslag van een of meerdere commissarissen). Zo ver is het nu echter nog niet. Het doorlopen van de eerste fase neemt over het algemeen namelijk enige tijd in beslag. Pas als het onderzoek is afgerond en het verslag is gedeponeerd, komt men toe aan de vraag of op grond van dat verslag tot wanbeleid kan worden geconcludeerd.

Sylvana Vijn werkt sinds eind 2015 bij Thuis & Partners advocaten en is werkzaam in de ondernemingsrecht- en insolventiepraktijk. Op die gebieden adviseert zij bedrijven, instellingen en overheden en staat zij aandeelhouders, bestuurders en commissarissen collectief of individueel bij.

Sylvana Vijn
Advocaat

linkedin email telefoon043-3521397

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Share This